De tijd, hij is zo wisselvallig.
Er is tijd om te lachen,
er is tijd om te wenen
een tijd om te beminnen
een tijd om te haten.
Hij is zo vriendelijk,
hij kan zo bitter zijn.
De tijd is gelukkig in zijn lot,
grond en toets te zijn
van liefde en van vriendschap
van geduld en van het vertrouwen,
vruchten die maar langzaam rijpen.
De tijd, hij is zo ongelijk verdeeld
mensen met haast,
stervend aan een hartinfarct
mensen vol verveling, ten dode toe
mensen met veel werk, nooit tijd
mensen zonder werk, teveel tijd.
De tijd, hij komt zo tegendraads:
Tergend traag, kruipend
als we moeten wachten,
als we bergop moeten of door de mist.
Als een sneltrein, een raket
zo vlug voorbij, als we genieten
als de wind meezit, als de rozen bloeien.
Eugeen Laridon