Is nu een half jaar alleen, ze is bijna uitgeweend.
Haar man werd stilaan een vreemde, een herinnering.
Ze liet me toe in het verhaal van haar leven.
Het was alsof ik een kathedraal binnenstapte.
Met eerbied beluisterde ik de stilte die altijd volgt na een verscheurende pijn.
Ze sprak langzaam, weloverwogen, ik kan het terug , zei ze.
Ik kan terug de lente voelen zonder droevig te worden.
Ik zie twijgen en botten en bloemen
uit de aarde groeien in nieuwe kleuren.
Ik hoor jonge vogels, hun gekwetter maakt me niet hopeloos.
Het leven ontwaakt en ik ben er nog bij.
Ze nam een scheutje warme koffie, haar hand trilde niet.
Met mild geworden ogen keek ze naar buiten.
Ik bewaar haar laatste woorden
als een oproep voor velen, ze zei nog:
Ik kan weer verdragen verliefde mensen te zien.
Jonge mensen mogen elkaar weer zoenen
en arm in arm gelukkig vóór mij uitlpoen.
De lente doet me geen pijn.
K.S.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten